In ‘De dag van…’-serie maak je kennis met medewerkers van onze afdeling Forensisch en Gedrag; van ambulant hulpverleners tot jeugdpsychiaters en onderzoekers. Wat zijn hun dagelijkse routines en welke ervaringen doen zij op in hun werk? In deze eerste editie volgen we Mijs Pagen (links) en Ramphes Bernadina. Ambulant hulpverleners bij het team van de Intensieve Forensische Aanpak (IFA). Dit team biedt zeer intensieve outreachende ambulante begeleiding voor jongeren van 14 tot en met 23 jaar met forensische problematiek en een midden tot zeer hoog recidiverisico.
Mijs komt – lichtelijk buiten adem - na Ramphes binnen: "Ik moest even haasten, was net sporten", zegt ze. Als ik vraag hoe hun dag meestal begint, zijn ze daar redelijk eensgezind over.
Ramphes: "Wij beginnen relatief later in de ochtend, in lijn met het ritme van de jongeren. We starten met het sturen van reminders, bijvoorbeeld als er een afspraak staat gepland met een jongere. Dat is nodig, want anders vergeten ze nog wel eens dat ze een afspraak (met ons) hebben. Ook bellen we dan vaak met Jeugdreclassering of andere partijen die betrokken zijn bij de jongeren." Mijs: “Ik stuur vaak mijn jongeren vóór ik ga sporten in de ochtend een berichtje. In de ochtend hou ik het kort maar krachtig en herinner ze aan eventuele afspraken later op de dag.”
Is het lastig om in contact te komen met de jongeren die jullie begeleiden?
"Je moet een lange adem hebben”, antwoord Ramphes. “Ik ga uit van het positieve, dat wil ik als rolmodel uitstralen. Ik ga er dus vanuit dat een jongere op komt dagen als we een afspraak hebben en daar ook gemotiveerd voor is. Als ik van het negatieve uit ga, is dat niet motiverend voor diegene." "Het belangrijkste is om een goede werkrelatie op te bouwen met de jongere, dat kan soms even duren en kan moeilijk zijn. Daar moet je rekening mee houden en ook geduld voor hebben," aldus Mijs.
Ramphes: "Hoe je een werkrelatie opbouwt verschilt erg van jongere tot jongere en het maakt een groot verschil of een jongere in een vrijwillig kader een IFA-traject volgt of een traject opgelegd krijgt in een strafrechtelijk kader. Bij een strafrechtelijk kader zal de jongere eerder geneigd zijn op een afspraak te komen, omdat de jongere anders het gevaar loopt om via de een melding bij de Jeugdreclassering een zwaardere straf te krijgen, bijvoorbeeld een celstraf." "Het kan ook aan het karakter van de jongen zelf liggen," legt Mijs uit, "sommigen staan vanuit zichzelf al wat meer open voor hulp, terwijl andere dat niet zijn. Het kan ook aan allerlei trauma’s of problemen liggen dat ze wantrouwend zijn tegenover hulpverlening. Sommige jongens hebben al een hele negatieve geschiedenis met hulpverlening."
Ramphes: "Vaak zijn wij een eindstation voor jongeren met een forensisch kader. Ze hebben vaak al veel hulpverleners zien komen en gaan, waarbij ze niet altijd positieve ervaringen hebben opgedaan. Het mooie aan dit werk is dat wij de kans krijgen om dat om te buigen, om een bepaalde omslag te maken bij de jongeren." "Daarbij is het belangrijk om ook laagdrempelig te blijven", vult Mijs aan. "Een luisterend oor hebben en niet meteen oordelen. Het gesprek aangaan en de jongeren niet het gevoel geven dat ze ineens allemaal dingen moeten. Maar te zorgen voor een ontspannen sfeer. De jongere moet jou ook leren kennen, dus daar moet je diegene ook de tijd voor geven. Je gaat niet alleen maar informatie ophalen, het werkt beide kanten op." Ramphes: “Inderdaad, in hoeverre je jezelf openstelt, heeft invloed op hoe open de jongere zich openstelt.”
Wat maakt de IFA- aanpak zo bijzonder?
"Wij zijn de verbindende partij, waarbij we schakelen tussen o.a. (het systeem van) de jongere, de reclasseerder, school, werk of andere hulpverlenende organisaties. En we staan de jongeren echt bij, als er crisis is of (opkomende) agressie kunnen de jongeren hun IFA-coach 24/7 bereiken en met diegene afspreken. We proberen hen tools mee te geven om de juiste keuze te maken", vertelt Ramphes. "We gaan bijvoorbeeld ook mee naar de rechtbank, om ook de leefwereld van de jongere te delen in de rechtszaal. We gaan op pad met de jongeren, we rijden bijvoorbeeld een rondje in de auto of we spreken in de wijk af. Om aan te kunnen sluiten bij de jongeren, moet je je in hun leefwereld bewegen." "De jongen die ik spreek met de reclasseerder erbij, gedraagt zich anders bij zijn vrienden of alleen met mij”, zegt Mijs. “Door in de wereld van de jongere af te spreken, krijg je een beter beeld en kan je ook beter helpen."
"Vaak hebben de jongeren ook te maken met groepsdruk vanuit de wijk, daar wil je hen bewust van maken en hen in begeleiden, om een stukje cognitieve gedragsverandering teweeg te brengen", vertelt Ramphes nog. "Ook als er trauma in het spel is bij de jongere, kom je daar snel genoeg achter als je maar aansluit bij de jongere. We kunnen dan vervolgens traumabehandeling aanbieden op een laagdrempelige manier door de ingang die we met de jongere hebben."
Het is straks lunchtijd, hoe ziet dat er voor jullie uit, hebben jullie daar ook een routine in?
"Als ik met een jongere afspreek in de middag dan ga ik met hem lunchen en dan bespreken we zijn dag", zegt Ramphes. “Ik vertel wat ik doe en soms bespreken we moeilijke onderwerpen, zoals het delict wat de jongere heeft gepleegd, om zelfreflectie aan te leren. Het is een combinatie van samen eten en serieuze dingen bespreken. Als ik een afspraak heb met een netwerkpartner, dan eet ik daar mijn lunch.” Mijs voegt toe: “Het ligt ook heel erg aan de dag hoor, je weet nooit hoe je dag loopt en waar je bent rond lunchtijd. Soms ben ik gewoon hier op de Baarsjesweg en dan lunchen we bijvoorbeeld samen met collega’s.” Ramphes: “Zij neemt altijd d’r broodtrommel mee.” ”Ja, ik ‘prep’ altijd”, lacht Mijs.
Wat is eigenlijk jullie achtergrond, wat hebben jullie hiervoor gedaan?
Ramphes: "Eerder werkte ik bij Teylingereind, in de gesloten jeugdhulp. Ik werkte op een groep voor jongens met een PIJ-maatregel (Plaatsing in Inrichting voor Jeugdigen). Zij moesten tussen de 4 en 8 jaar binnen zitten voor hun delicten. Vanwege het gesloten kader, ben je enigszins beperkt in de middelen die je in kan zetten. Op het moment dat een jongen vrijkwam, hield mijn traject met diegene op en zette de hulpverlening zich ‘buiten’ voort. Dat miste ik, ik wou de jongeren verder begeleiden in het re-integreren in de maatschappij. Als ik bijvoorbeeld een jongen zag recidiveren, dan dacht ik bij mezelf: wat is daar dan misgegaan? Eigenlijk had ik zelf die jongere verder willen begeleiden. Daarom ben ik bij IFA van Levvel gaan werken."
Mijs is begonnen op de crisisopvang: “Daar kwamen gezinnen, alleenstaanden en kinderen binnen. Daarna ben ik naar een forensische zorgvoorziening voor volwassen gegaan, in een halfopen en halfgesloten setting. Het werken met die forensische doelgroep beviel me wel, dus toen ben ik ambulant werk gaan doen met diezelfde doelgroep. Ik heb daar ook gewerkt op afdeling voor kwetsbare vrouwen, maar ik merkte dat ik ook wat wilde betekenen voor jongeren. Ik wilde meer betrokken zijn bij het hele traject van een jongere. Ik merk dat ik wat beter door kan dringen tot jongeren, omdat die nog wat meer in het hier en nu leven en wat minder vaste (denk)patronen hebben. Ze zijn nog in ontwikkeling en ik heb het idee dat ik bij hun nog beter een positief verschil kan maken."
Op welke jongeren hebben jullie een indruk gemaakt, of waar heb jij het verschil kunnen maken?
“Ik denk dat ik op een bepaalde jongen veel indruk heb gemaakt”, begint Ramphes, “en hij ook op mij. Een jongen die in een drill-groep zat besefte dat hij hier niet de dingen mee ging bereiken die hij wilde. Toen één van zijn vrienden is doodgeschoten, heeft hij zich na vele gesprekken met mij en andere behandelaren, teruggetrokken uit de drill-groep. Hij is meer gaan praten over wat zich allemaal heeft afgespeeld en heeft zich kwetsbaar opgesteld. Daar heb ik wel een impact kunnen maken, ook omdat hij net zo goed degene had kunnen zijn die doodgeschoten had kunnen worden. Het is voor deze jongeren lastig om zich aan zo’n omgeving te onttrekken. Er is een bepaalde druk, al die jongens kennen jou. Je hoort erbij of niet." "En je komt ook altijd weer mensen tegen die gelinkt zijn aan de groep, dus dat is wel lastig”, vult Mijs aan. Inmiddels is het een jaar geleden dat Ramphes contact had met deze jongen: “Pas vertelde zijn behandelaar dat het goed met hem gaat. Daar ben ik dan echt blij mee, dat het hem gelukt is om zich los te maken en andere keuzes te maken.”
Ook bij Mijs popt er gelijk een jongere op: “Ik heb op het moment een jongen in begeleiding die vanaf het begin erg open stond voor hulp en heel eerlijk was voor zijn leeftijd. Hij had reflectievermogen en hij was in staat om bepaalde dingen ook bij zichzelf te erkennen. Ik bouwde een goede band met hem op en leerde hem kennen: een jongen met zware PTSS, die vorige week door zijn moeder op straat werd gezet. Dat gaat je dan wel aan het hart. Ik ging met de behandelaar van de Waag naar hem toe en het eerste wat hij zei was: “Oh nee, nu kom je op je vrije dag!" Gelukkig kon ik hem begeleiden naar een crisisplek. Hij zei: “Dankjewel: ‘’Dankjewel, je hebt genoeg voor me gedaan, het is goed.’’ Dan ben ik heel erg blij met het feit dat wij ook een positief beeld van hulpverleners kunnen neerzetten; het zijn niet alleen mensen die aan je kop zeuren, maar ze zijner ook onvoorwaardelijk voor je.”
En waar zijn jullie dan het meest trots op in jullie werk?
“Ik ben trots op het feit dat ik de kans op recidive bij jongeren zo laag mogelijk kan houden”, zegt Ramphes. “En dat ik daarbij ook een jongere kan helpen om een omslag te maken in zijn leven. Dat is waar IFA voor staat. Jongeren laten inzien dat er een ander perspectief mogelijk is dan waar ze zichzelf naartoe leiden. Ik gun het iedereen om een beter leven te kunnen hebben en niet altijd beïnvloed te worden door iemand anders of je omgeving, maar m jezelf te kunnen zijn.” Voor Mijs is het belangrijk om de jongeren een stukje erkenning te geven: ‘’Juist omdat ze veel hebben meegemaakt. Dat het normaal is dat ze soms bepaald gedrag vertonen door alles wat ze hebben meegemaakt en dat jij daarin soms kan bijdragen zodat het de goede kant op gaat. Dat ze weer een beetje durven dromen en niet terug worden getrokken naar het verleden. Het zijn vaak jongeren die heel negatief in het nieuws komen, waardoor het fijn is als hulpverleners hen zien, er voor hen zijn. Het is belangrijk om het verhaal achter de persoon te leren kennen zonder meteen een stempel te drukken. Ik ben er trots op dat ik dat kan betekenen voor jongeren.’’
Ik ben ook wel benieuwd naar hoe jullie uit de werkmodus komen, wat doen jullie na werk?
“Mijs begint haar dag met sporten, ik eindig juist met sporten om uit de werkmodus te komen”, aldus Ramphes. “Voor mij ligt het een beetje aan de dag”, vervolgt Mijs. “Vaak check ik nog even mijn mails aan het einde van de dag, of ik nog wat dingen moet uitzetten of nog ergens op moet antwoorden ofzo. Als ik die dag een heftig gesprek heb gehad, dan pak ik even een momentje voor mezelf en ga ik een stukje wandelen of even sporten. Het kan best heftig werk zijn, dus belangrijk om ook goed voor jezelf en je collega’s te zorgen. En gelukkig doen wij dat in ons team.”
Heeft het verhaal van Mijs en Ramphes jou geïnspireerd?
Wij zoeken nog leuke collega’s!