Op de stip: Trish Verweij - Jeugdbescherming Regio Amsterdam

Publicatietype: Interview

Published on

In ‘Op de stip’ vertelt een samenwerkingspartner van Levvel over diens werk en drijfveren. Deze keer is het de beurt aan Trish Verweij (45), gedragswetenschapper bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam. Een gesprek over risico’s nemen, samen werken en samen dragen en de ideale jeugdzorg.

Trish startte 18 jaar geleden bij Jeugdbescherming Amsterdam als beleidsmedewerker kwaliteit, draaide een jaar mee als jeugdbeschermer en junior gedragsdeskundige en maakte daarna de overstap naar gedragsdeskundige. Een adviserende rol, soms dichtbij gezinnen, soms meer op afstand. 

Ze was onder andere betrokken bij de beweging ‘Radicaal Stoppen met Gesloten Jeugdzorg’, die heeft geleid tot de afbouw van de gesloten jeugdzorg.

Wat vind je leuk aan je werk?

‘Heel veel. Het is generalistisch en gezinsgericht. Ik werk op het scherpst van de snede qua problematiek. En die is complex. Het uitpluizen - wat is hier nu precies aan de hand - en dan tot de kern komen, daar hou ik echt van. 

Als dat wat je wil bereiken lukt, is het effect op gezinnen groot. Daartegenover staat dat het soms ook niet lukt. Schaarste qua personeel en aanbod betekent dat we niet altijd kunnen inzetten wat nodig is, omdat er lange wachtlijsten zijn, of omdat dat wat nodig is niet beschikbaar is. En dat is wel eens frustrerend. Het is roeien met de riemen die je hebt, en die riemen zijn tegenwoordig schaars en vaak te kort.’

Waar zie je dat vooral?

‘Bijvoorbeeld in de zorg voor kinderen van ouders met psychiatrische problemen. De jeugdzorg en de volwassenenpsychiatrie echt met elkaar verbinden en samen gezinsgericht werken, dat is heel ingewikkeld. Maar ook meisjes met loverboyproblematiek en forensische jongeren.

Onder de noemer ‘Samen voor Complex’ kijken we vanuit een geïntegreerd standpunt met meerdere partijen, waaronder Levvel, naar dit soort complexe problematiek. 

Zoals naar de problematiek van jongeren die voorheen in de gesloten jeugdzorg werden geplaatst. We willen het liefst geen jongeren meer gesloten plaatsen. Maar daar waar we voorheen konden nadenken over hoe een alternatief eruit moet zien, is dat in deze tijd van schaarste heel moeilijk. Alternatieven zijn nog niet voldoende voorhanden.’

Wat is er nodig?

‘De jongeren die het hier betreft hebben nog steeds hele intensieve hulp nodig. In een gesloten setting staat er een heel team om zo’n jeugdige heen: psychiaters, systeemtherapeuten, gz-psychologen, pedagogisch medewerkers. Het liefst wil je zo’n team om de jeugdige en het gezin heen hebben, zonder de geslotenheid. Nu komen we daarvoor bij verschillende partijen uit. Dat zorgt voor ruis in de hulpverlening.

‘Al geloof ik dat er nog steeds situaties zijn waarbij je er niet aan ontkomt om een jeugdige tegen zichzelf te beschermen, of de maatschappij te beschermen tegen de risico’s van bepaald gedrag. Maar we hebben de gesloten jeugdzorg in het verleden te vaak ingezet, en niet goed gekeken naar de doelmatigheid. 

Bereik je met de geslotenheid het doel? Zijn we iemand nu binnen aan het houden voor diens veiligheid? Of voor onze veiligheid? En met dat laatste bedoel ik: omdat we geen alternatieven hebben.

We moeten dus met elkaar kijken: welke veiligheidsrisico’s zijn er als je het kind niet gesloten plaatst? En zijn die af te wegen? Helpt het de jeugdige niet veel meer om in de eigen omgeving te leren om dingen anders te doen, met intensieve ondersteuning? Ook al gaat het dan af en toe mis.’

Wat heb je nodig om die risico’s te durven nemen?

‘Vooral elkaar. Gezamenlijk, met alle betrokken partijen de risico’s afwegen, wegnemen of minimaliseren. Dan samen besluiten: we gaan het op deze manier doen. Ook als het ingewikkeld wordt. Vervolgens dat besluit samen dragen. Je moet je als medewerker daarin gesteund voelen. En dat is soms best lastig in deze sector.’

Waarom is dat lastig?

‘Medewerkers in de zorg kijken van nature al naar zichzelf als er iets niet goed gaat of als iets niet lukt. Ze voelen zich vaak persoonlijk verantwoordelijk voor de veiligheid van een kind. Terwijl je dat op zekere hoogte uiteindelijk niet bent.

Je probeert met alles wat je hebt aan de veiligheid te werken. Maar je kunt niet verantwoordelijk zijn voor wat een ouder soms doet, of wat een kind - waar het niet goed mee gaat - doet.
 

En als we dan gaan evalueren - wat ook moet - dan wordt het toch weer heel persoonlijk. Dan gaat het over wat jij hebt gedaan of hebt nagelaten, daar ontkom je niet aan. En voel je dan nog maar eens echt veilig in je werk, durf dan maar eens risico’s te nemen. 

We vragen veel van mensen. Je zult risico’s dus echt gezamenlijk moeten afwegen, gezamenlijk besluiten moeten nemen en de uitkomst samen moeten dragen.’

Hoe werken jullie bij Jeugdbescherming Amsterdam aan die gezamenlijkheid?

‘We hebben iedere week basisteamoverleg. Iedere gezinsmanager heeft zijn of haar eigen gezinnen, maar uiteindelijk spreken we over een teamcaseload, waar we samen verantwoordelijk voor zijn. We werken vanuit FFP, functional family parole, een systemische methodiek die we stap voor stap gezamenlijk volgen om tot motivatie voor het hulpverleningstraject te komen.

Als we via deze methode samen met het gezin tot de kern van de problematiek zijn gekomen, als we het patroon te pakken hebben en denken: dit is de hulpverlening die het meest effectief zou zijn, dan bespreken we dat in het team en met het gezin.’

Samenwerking met andere betrokken partijen is essentieel in jouw werk. Hoe zorgt jij dat dat goed gaat?

‘Door met elkaar te blijven praten, door de gemene deler te zoeken en daar telkens naar terug te gaan. Want we willen allemaal hetzelfde bereiken.

Uiteindelijk komt veel neer op communicatie en educatie. Op tijd helder maken: wat doet en mag de een? Wat doet en mag de ander? Dat is soms lastig, vooral als er groot verloop is. Daar moet je daar aandacht aan blijven besteden. 

Hoe ging dat bij het stoppen van de gesloten jeugdzorg?

‘Door de kleinschaligheid, een duidelijke opdracht en een kleine, overzichtelijke groep mensen, die bleven, ging dat goed. We werden op een gegeven moment echt collega’s in die opdracht.’

Wat zou er volgens jou nog ontwikkeld moeten worden om jongeren met complexe problematiek passende zorg te bieden?

‘Eén partij die voor langere tijd naast de jeugdige en het gezin gaat staan. Maar dat is lastig, omdat we in Nederland de jeugdzorg stepped-care hebben ingericht. 

We beginnen met zo licht mogelijke ondersteuning. Helpt dat niet, dan gaan we een stapje verder. We plakken pleisters op momenten dat het misgaat. En uiteindelijk komen we uit bij hele heftige maatregelen. Het gezin is hulpverleningsmoe, heeft geen successen ervaren en voelt: wij zijn jarenlang een groot probleem geweest. Die gezinnen worden moedeloos.

Terwijl we goede taxatie-instrumenten hebben waarmee we risicofactoren goed in kaart kunnen brengen. Zoals ouders met bepaalde psychiatrische aandoeningen, een verstandelijke beperking, huiselijk geweld. Als er daar meerdere van voorkomen, dan komt daar een duidelijk pad uit richting onveiligheid in de toekomst. 

Je zou bij die gezinnen meteen samen willen kijken: hoe kunnen we die intensief ondersteunen? Op het moment dat het gezin nog gemotiveerd is direct aan de kern sleutelen. Matched care inzetten. Ik weet dat het lastig te financieren is, en dat het juridisch ingewikkeld is. Maar ik denk wel dat we daarover moeten praten.’

De Levvel Up nieuwsbrief

Wil je niks missen over dit onderwerp? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief. Je kan aangeven over welke thema's je nieuws wilt ontvangen. 

Ik wil de nieuwsbrief ontvangen