De vraag naar (specialistische) jeugdhulp is hoog. Hoe zorgen we toch dat kinderen zich nu en in de toekomst gezond kunnen ontwikkelen én houden we benodigde hulp behapbaar en betaalbaar?
Kinder- en jeugdpsychiater Hilgo Bruining ziet een belangrijke parallel met andere maatschappelijke vraagstukken. In navolging van de Britse econoom Kate Raworth (auteur van Donuteconomie) beschrijft hij de oplossing in een donutmodel dat de balans bewaart tussen de basisbehoeften van kinderen met ontwikkelingsproblemen en het plafond aan zorg en onderwijs. Daartussen ligt de ruimte van de donut als ‘sweet spot’ voor optimale en duurzame bloei. In het boek ‘Donutpsychiatrie’ geeft hij zijn visie op de toekomst van de jeugdhulp, in het bijzonder voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis.
Prof. Dr. Hilgo Bruining is als hoogleraar neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en kinder- en jeugdpsychiater verbonden aan zowel Amsterdam UMC, als Levvel. Daarnaast is hij hoofd en oprichter van het N=You Neurodevelopmental Precision Center bij het Emma Kinderziekenhuis.
Wat was de aanleiding om ’Donutpsychiatrie’ te schrijven?
“De manier waarop we nu omgaan met ontwikkelingsproblemen maakt soms machteloos omdat hulpverleners eigenaar worden gemaakt van onderliggende problemen waar ze geen grip of zicht op hebben. Daarom werken interventies zoals medicatie of opname vaak niet, sommige kinderen glijden daardoor steeds verder af. In bepaalde gevallen komt dat doordat we klachten die het gevolg zijn van een probleem als de oorzaak daarvan bekijken. Denk aan de gevolgen van een toxische of ongunstige omgeving waarin een kind opgroeit, terwijl die effecten zelf niet in beeld komen bij de beoordeling van ontwikkelingsproblemen. Of een school die moet compenseren voor pedadogische tekorten in de gezinssituatie, die doorwerken op het gedrag in de klas.
De bron van ontwikkelingsproblemen is vaak een andere dan waar hulpverleners zich noodgedwongen op moeten richten om bijvoorbeeld schooluitval of sociale teloorgang te voorkomen. Denk aan de maatschappelijke parallellen zoals de wooncrisis die wordt afgewenteld op migranten, of politieagenten die verwarde mensen moeten bestraffen.
De kunst is om systemisch denken toe te laten in de jeugdhulp, om zo vanuit verschillende sectoren samen zicht te krijgen en houden op alle aspecten die de ontwikkeling van een kind beïnvloeden of beïnvloed hebben. Van de omstandigheden in de baarmoeder, tot de prikkels op het schoolplein en de sfeer aan de eettafel thuis.”
Je noemt dat een donutmodel, kun je dat uitleggen?
“We komen uit een traditie waarin we lineair en ‘machineachtig’ kijken naar wat is er mis is. Maar ontwikkeling is niet iets wat je moet willen diagnosticeren of iets wat je moet terugbrengen tot een stoornis of tot een behandeling, meer iets wat je moet verzorgen als een levend dynamisch systeem, meer zoals we voor een tuin zorgen.
Op dit moment vragen we steeds meer van kinderen en jongeren, wat er toe leidt dat we steeds meer zorg en welzijn optuigen. Dat is niet houdbaar, daarom pleit ik voor een donutmodel waarmee we de ontwikkeling binnen de mogelijkheden van de samenleving kunnen houden, met oog voor biologische oorsprong en sociale basis.
Het model van de donutpsychiatrie bekijkt alles wat de ontwikkeling van een kind beïnvloedt in samenhang. Van genetische en biologische achtergrond, tot de omgeving waarin een kind opgroeit. Zo kunnen we ook factoren als hormonen in voeding, fijnstof in de lucht en de mentale druk van smartphones meewegen, reeds voor de geboorte.”
Hoe draagt het donutmodel bij aan de toekomst van de jeugdhulp?
“Ik verwacht dat we in de toekomst veel meer informatie over de omgeving en de context waarin een kind opgroeit zullen delen en combineren, al vanaf de zwangerschap. Die zal afkomstig zijn van verschillende bronnen en personen zoals CBS, RIVM, consultatiebureau en leerkrachten. Die gegevens moeten we gaan koppelen, zodat we van jongs af aan een compleet beeld van de ontwikkeling van een kind hebben. Zo kunnen alle partijen rond een kind gezamenlijk zorgdragen voor diens ontwikkeling. Dat werkt niet alleen preventief, het biedt kinderen ook meer kansen om tot bloei te komen, terwijl we nu teveel op groei in de vorm van prestatie en maatschappelijk kapitaal gefixeerd zijn.”
Je hebt nu dit boek geschreven, wat is de volgende stap?
“Om veel meer oog op de rol van de omgeving en context op de diversiteit van ontwikkeling te komen wil n=You 'Donutdialogen’ organiseren. Dit zijn een soort burgerberaden waarin wetenschappers, beleidsmakers en ervaringsdeskundigen met de samenleving (kinderen, ouders en onderwijs en zorgprofessionals) samen de relatie van de omgeving met ontwikkeling gaan bespreken vanuit het moderne ‘multistakeholder' perspectief.”
Het boek
In ‘Donutpsychiatrie’ beschrijft Hilgo Bruining de 5 stappen naar eerlijke en duurzame zorg voor kinderen: verander de doelstelling, zie het grotere geheel, snap de systemen en stimuleer de menselijke natuur. Het boek is rijk geïllustreerd met graphic novel-illustraties van Ileen Wichers.
Het boek is geen aanzet tot een nieuw beleid, een nieuwe richtlijn of een dogma, maar het is een uitnodiging om ons opnieuw vanuit gedeeld eigenaarschap over alle sectoren heen te kunnen verhouden tot kinderen en jeugdigen met problemen in hun ontwikkeling.
Donutpsychiatrie - In vijf stappen naar eerlijke en duurzame zorg voor kinderen